288 - DOORBRAAK GEZONDSHEIDSZRG VERDIENT BETER
*
Zondag 21 juni 2020
*
Gezondheidszorg herunitariseren?
*
De federale overheid schoot juist tekort
Zorg voor heldere bevoegdheden
Een
spook waart door de Wetstraat — het spook van de her-unitarisering van
het gezondheidsbeleid. Bevoegdheidsversnippering en gebrek aan ‘eenheid
van commando’ zou de coronacrisis alleen maar erger gemaakt en
mensenlevens gekost hebben. ‘Zeker in de woonzorgcentra’ (Maggie De
Block in De Tijd, 14 juni). Daarom moet de gezondheidszorg weer in
handen van de centrale regering komen, zeggen de herunitaristen. Laten
we de gammele grondslag van hun kreupel besluit tegen het licht der
feiten houden.
Woonzorgcentra
Dat
minder mensen aan Covid-19 gestorven hadden kunnen zijn, wie durft het
tegen te spreken? Maar die vermijdbare sterfte is niet exclusief
Belgisch. Geen enkel land was optimaal voorbereid op de
Covid-19-pandemie. Overal is er wel iets misgelopen — in België
kennelijk iets meer dan elders.
In
sommige woonzorgcentra hebben zich inderdaad drama’s voltrokken. Omdat
de bewoners dicht bij elkaar wonen en een hoge leeftijd en vaak wankele
gezondheid hebben, kon het coronavirus er ongemeen hevig toeslaan en was
hoge mortaliteit niet te voorkomen. Ook in onze buurlanden en zelfs het
aanvankelijk voor zijn ‘alternatieve’ aanpak bewonderde Zweden,
resideerde 35 tot 50 procent van de Covid-19-doden in een
verzorgingshuis. Ons hoge sterftecijfer in de woonzorgcentra
toeschrijven aan de federale staatsinrichting of de bevoegdheid van de
deelstaten (voor de erkenning en financiering), zoals tussen
herunitariserende regels te lezen of horen valt, gaat (te) kort door de
bocht.
Negen ministers
Symptoom
en symbool van de ‘complexe’ en ‘verwarrende’ bevoegdheidsverdeling en
het feit dat ‘onze staatsstructuur niet efficiënt is’, zijn de ‘negen
ministers van Volksgezondheid’. (Wat tussen aanhalingstekens staat, komt
uit de pers.) In feite zijn het er ‘maar’ acht. Philippe De Backer, de
federale minister van Digitale Agenda en nog wat meer, neemt ter wille
van zijn occasionele opdracht voor ‘Taskforces Testing en Shortages’
deel aan de vergaderingen van de Interministeriële Conferentie
Volksgezondheid, maar is er geen lid van en niet bevoegd voor het
gezondheidsbeleid.
Aangezien
het gezondheidsbeleid is opgedeeld tussen de federale overheid en de
drie gemeenschappen, zouden vier ministers volstaan. Omdat in het
stadsgewest Brussel de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie (GGC) de
instellingen beheert die zich niet tot de Vlaamse of de Franse
Gemeenschap bekennen, willen we de vijfde er nog bijnemen.
Dat
het er niettemin acht zijn, komt omdat 1. de GGC met twee ministers,
één van elke taalgroep, vertegenwoordigd wil zijn; 2. de Franse
Gemeenschap een deel van haar bevoegdheid voor gezondheidszorg heeft
overgedragen aan het Waals Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie in
Brussel (COCOF); 3. de Franse gemeenschapsregering haar restbevoegdheid
voor het gezondheidsbeleid over twee ministers spreidt.
Niet de federale structuur op zich is niet efficiënt, wel de institutionele architectuur van ‘Francofonië’.
Samengevat:
Wat minister Wouter Beke in Vlaanderen in zijn eentje doet, daar heeft
‘Francofonië’ vier ministers voor nodig. Niet de federale structuur op
zich is niet efficiënt, wel de institutionele architectuur van
‘Francofonië’. Dat men bezuiden de taalgrens het Waals Gewest niet wil
laten opgaan in de Franse Gemeenschap, zoals het Vlaams Gewest in de
Vlaamse Gemeenschap is opgegaan, kan geen reden zijn om het
gezondheidsbeleid te herunitariseren.
Duitsland
Vier,
vijf of acht: veel verschil maakt het eigenlijk niet. Duitsland (80
miljoen inwoners) heeft zeventien ministers die gezondheidsbeleid
voeren, Zwitserland (8 miljoen inwoners) zevenentwintig. Beide federaal
ingerichte staten hebben de coronacrisis efficiënt aangepakt: 8.856
sterfgevallen in Duitsland, 1.678 in Zwitserland (stand 18 juni). Aan
het aantal ministers kan het dus niet liggen, en dus ook niet aan de
federale staatsinrichting — integendeel.
Juist
de federale inrichting heeft eraan bijgedragen dat Duitsland beter door
de coronacrisis is gekomen dan andere landen. Dat poneerden de
professoren Thomas König (universiteit van Mannheim) en Lars Feld
(universiteit van Freiburg) in Die Zeit (11 mei). Waarom daar wel en in
België niet?
Subsidiariteit
Ook
in Duitsland zijn de beleidsbevoegdheden gespreid, maar dan wel volgens
het subsidiariteitsbeginsel en met een heldere afbakening en
verantwoordelijkheid.
Op
de eerste lijn in de coronacrisis stonden en staan de ruim honderd
grote en middelgrote steden en de bijna driehonderd Landeskreise, zeg
maar federaties van kleinere steden en gemeenten. Die hebben elk een
gezondheidsdienst, samen goed voor 17.000 medewerkers. Deze
Gesundheitsämter staan in en hebben ervaring met onder meer
contactopsporing. Dat is een operatie die wij helemaal uit de grond
hebben moeten stampen. Ze hebben een cruciale rol in het indijken van
lokale infectiehaarden.
Op
de tweede lijn stonden en staan de deelstaten (Länder). Die zijn
bevoegd voor de bescherming tegen infectieziekten en de bestrijding van
epidemieën. Zij hebben het gros van de crisismaatregelen genomen. Hun
minister-presidenten voeren het commando, elk in zijn deelstaat, en
overleggen om de violen gelijk te stemmen. (kanselier Angela Merkel
neemt, zoals vorige woensdag nog, deel aan het overleg als moderator, om
de standpunten op één lijn te krijgen)
Op
de derde lijn stond en staat de Bondsregering. Zij komt alleen in actie
wanneer er sprake is van een ‘epidemische toestand van nationale
draagwijdte’, zoals wettelijk is bepaald. Het komt het parlement toe die
toestand vast te stellen. Dat is voor deze coronacrisis gebeurd.
Daardoor kon de Bondsregering algemene, in de wet opgesomde maatregelen
nemen. Onder meer een inreisverbod in heel Duitsland.
Zesde staatshervorming
Niet
de bevoegdheidsverdeling an sich is het ‘Belgische probleem’, maar het
gebrek aan helderheid ervan. De aanvaring tussen Vlaams minister Beke en
federaal minister De Backer in de Interministeriële Conferentie
Volksgezondheid over de bevoegdheid voor contactopsporing is daar een
pijnlijke illustratie van.
Bij
de zesde staatshervorming (2011-2012) en de uitbreiding van de
gezondheidszorgbevoegdheid van de deelstaten is uitdrukkelijk bepaald
dat de federale overheid bevoegd blijft voor ‘het crisisbeleid wanneer
een acute pandemie dringende maatregelen vereist’. Zo staat het in de
toelichting bij het desbetreffende voorstel van bijzondere wet.
crisisbeleid geen exclusieve bevoegdheid van de federale overheid
In
zijn advies over dat voorstel heeft de Raad van State er evenwel op
gewezen dat dit crisisbeleid geen exclusieve bevoegdheid van de federale
overheid kan zijn. En dat in geval van een pandemie ook de deelstaten
maatregelen kunnen nemen in hun bevoegdheidsdomeinen. Indien het de
bedoeling is het crisisbeleid uitsluitend bij de federale overheid te
leggen, is het aangewezen dat uitdrukkelijk in de bijzondere wet te
bepalen, zei de Raad van State.
Crisisbeleid
Bovendien,
ging het advies verder, verdient het aanbeveling te preciseren wat
onder ‘crisisbeleid’ wordt verstaan. ‘Heeft dit enkel betrekking op
bijvoorbeeld noodplanning, het opzetten van een coördinerende crisiscel
(die al dan niet bestaat uit vertegenwoordigers van de verschillende
betrokken overheden en kan optreden ten aanzien van de verschillende
overheden), enz, of ook op het nemen van concrete maatregelen, ook al
behoren die tot de materiële bevoegdheid van andere overheden dan de
federale overheid?’, staat er letterlijk.
De
toenmalige ‘institutionele meerderheid’, dit wil zeggen: de partijen
van de regering-Di Rupo (socialisten, liberalen en christendemocraten)
en de groenen, hebben gemeend de aanbevelingen van de Raad van State
niet te moeten volgen. In de bevoegde Senaatscommissie hebben zij
weliswaar erkend dat ook de deelstaten maatregelen kunnen nemen, maar
ook gesteld: ‘De federale overheid is elk geval bevoegd voor de
coördinatie en het beheer van een crisissituatie met betrekking tot een
pandemie.’ Is het verkeerd in ‘coördinatie en beheer’ een synoniem te
zien van ‘eenheid van commando’? En was het verkeerd van Wouter Beke te
menen dat contactonderzoek onder het beheer van een crisissituatie valt?
Mondmaskers
Van
een overheid die bevoegd is voor het crisisbeleid bij een acute
pandemie mag worden verwacht dat zij zich op een dergelijke crisis
voorbereidt. Niet zo onze federale overheid.
De
vernietiging van de laatste voorraad mondmaskers, in november 2018, is
genoegzaam bekend. Niet de vernietiging is het probleem, wel het verzuim
een nieuwe voorraad aan te leggen. Minister De Block zegt dat dit in
lopende zaken niet mogelijk was, maar dat is een drogreden. De
regering-Michel is pas op 22 december 2018 in lopende zaken gegaan.
Bovendien begint goed bestuur met de bestelling van nieuwe mondmaskers
vóór beslist wordt de oude te vernietigen.
Van schuldig verzuim getuigt eveneens dat er geen wetgevend kader is voor crisisbeleid bij pandemie
Van
schuldig verzuim getuigt eveneens dat er geen wetgevend kader is voor
crisisbeleid bij pandemie. De wet van 16 oktober 2009 geeft de federale
regering volmachten om bepaalde gezondheidszorgmaatregelen te nemen. Dit
evenwel enkel bij een griepepidemie of -pandemie, niet bij een andere.
Om lockdownmaatregelen te kunnen nemen, heeft de regering, als nood- of
kunstgreep, de wet op de civiele veiligheid van stal moeten halen — een
wet die na de gasexplosie in Gellingen (2004) is gemaakt om de
hulpverlening bij rampen te verbeteren.
Tot besluit
Uit de coronacrisis blijkt in genen dele dat er reden is de
gezondheidszorg te herunitariseren. Integendeel: Dat de federale
overheid tekort is geschoten, wijst eerdere in de omgekeerde richting.
Het Duitse model kan tot voorbeeld dienen en navolging strekken, ook wat
de stedelijke en bovengemeentelijke gezondheidsdiensten betreft.
Reden
is er wel om het advies van de Raad van State ter harte te nemen en
helder te regelen welke aspecten van crisisbeleid bij pandemie federaal
en welke deelstatelijk zijn.
Mark Deweerdt
Geen opmerkingen:
Een reactie posten