zaterdag 23 februari 2013

1233 - SANCTORUM WORDT BIJGEZET IN HET RELIEK-SCHRIJn VAN VAN MIJN HERINNERINGEN


.

1233 - SANCTORUM WORDT BIJGEZET IN HET RELIEK-SCHRIJn VAN VAN MIJN HERINNERINGEN

***

 

***

 
De ene verzamelt vlinders, de andere oude wapens. Ik verzamel de pareltjes die glinsteren in de alledaagsheid van het bestaan.
Johan was op dreef vandaag en ik was graag ’n vliegje geweest bij Termont in Gent, om diens smoelwerk te zien bij al die uppercuts. En bij Tiënne Vermeersch zie ik zò de mondhoeken zakken, lijk ’n barometer die langzaam draait naar stormweer.
***
Een normaal artikel telt zowat (volgens mijn computer, die daarover altijd ambetant doet) zo’n 400 à 500 woorden. Deze keer had Johan er bijna 4 keer zoveel nodig. Het is dus een materie die hem nauw aan het hart ligt. Enne, geloof mij, hij is daarmee niet alleen…..
Pakt ’n stoel en zet joen ê bie. ’t Is nog nie êdoan in ’t êrste kart….

***

Ter zake :

Politieke correctheid en taal-epuratie: het mysterie van de verdwenen allochtoon

21-02-2013 - Johan Sanctorum - Visionair België

***

Tot een van de bloedigste regimes sinds de tweede wereldoorlog kan dat van de Rode Khmer gerekend worden, de militaire tak van de Communistische Partij van Democratisch Kampuchea (nu Cambodja). Hun bezieler en leider, Pol Pot, had het plan opgevat om de stedelijke beschaving, en eigenlijk de beschaving tout court, af te schaffen via massale deportaties naar het platteland. Men schat dat tussen 1975 en 1979 2 à 3 miljoen Cambodjanen (op een totaal van 7 miljoen) zijn omgekomen.

Behalve in wreedheid overtrof Pol Pot zijn leermeesters Stalin en Mao ook inzake de totale beslag-legging op het sociale verkeer en het privé-leven. Slapen, ontlasting, eten en drinken: het moest allemaal collectief gebeuren. Alles wat naar cultuur, expressie en individualiteit verwees, werd verboden, op straffe van executie: eigendom (uiteraard), naast kleding en uiting van persoonlijke smaak (iedereen liep in het zwart), boeken (behalve dan de reguliere communistische literatuur), het dragen van een bril (te intellectueel!), kennis van een vreemde taal (gevaar voor imperialistische smetten), maar ook vriendschappen en familiale banden die konden leiden tot groepsvorming buiten de cellulaire staats-structuur.

Opmerkelijk is ook het belang dat de Khmers in hun ijver hechtten aan een juist taalgebruik. Daartoe moest er grote schoonmaak gehouden worden, niet alleen in de politieke terminologie. Woorden als vader of moeder waren taboe wegens niet conform de communistische gemeenschaps-zin, naast een hele resem andere vervuilde woorden uit de omgangstaal. Deze opkuis vereenvoudigde het leven aanzienlijk, en zou leiden tot de ideale maatschappij, zo meenden de Khmers oprecht: hun insteek was, hoe schandalig we dat nu ook vinden, idealistisch, op het maakbaarheids-principe gebaseerd, en, tja, in die zin zelfs politiek-correct.

Uiteindelijk werden de Khmers verjaagd door de Vietnamezen, die hen ook eerst in het zadel hadden geholpen. Waarna de indoctrinatie gewoon doorging.

De verhouding tussen politieke macht en taalcontrole was het stokpaardje van George Orwell. Al in 1945 publiceerde hij zijn legendarisch geworden Animal Farm, een grotesk-satirische allegorie over een boerderij waar de varkens het hebben over genomen en een welzijns-staat creëerden volgens hoger beschreven Stalinistische principes. Maar de wreedheid is nagenoeg afwezig: de propaganda en de indoctrinatie hebben de vrijheids-beroving en de fysieke liquidatie grotendeels overbodig gemaakt. Iedereen is gelukkig omdat... het woord ongeluk gewoon is afgeschaft, meer moet dat niet zijn!

Orwell had vooral de Stalin-dictatuur voor ogen –in die zin was hij zelfs een pleitbezorger van de Koude Oorlog-, maar de eigenlijke visionaire dimensie van zijn dis-topische roman reikte verder: hij zag al de “perfecte democratie” opdoemen, waar macht en semantiek (de betekenis die aan woorden wordt toegekend) samenvallen.

 

Het systeem dat vandaag spreekwoordelijk als “Orwelliaans” wordt ge-karakteriseerd, drijft voornamelijk op taal-manipulatie en semantische verwarring, met de met de communicatie-wetenschap als sleutel-discipline. Zowel de simplifiërende on-liner als het omgekeerde, de quasi-onbegrijpelijke woordenbrij, behoren tot het retorisch arsenaal van de macht.

De moderne macht is niet meer repressief, ze grijpt in op het niveau van de taal, de betekenissen, de tekst.

In een weinig bekend essay van 1946, getiteld “Politics an the English Language”, doet George Orwell die newspeak haarfijn uit de doeken. Macht berust op verwarring en ondoorzichtigheid, en daartoe moeten er verbale mist-gordijnen geschapen worden.

 

Zowel systemen als individuen ontlenen hun autoriteit aan een complex taalgebruik, een groteske overdaad aan woorden, frasen, alinea’s en voetnoten, die op de duur alleen nog naar elkaar verwijzen. Het euvel komt voor bij wetenschappers, technici, kunstenaars, en zeker ook politici. Er ontstaan dan kasten van specialisten die elkaar afschermen via een jargon dat zogezegd noodzakelijk is om ingewikkelde knopen te ontwarren, terwijl ze de knopen juist nog dikker maken. ( meer hierover: Eilanden van gezond verstand”). Woorden worden gecreëerd, gecombineerd, gedumpt, helemaal conform hun inwerking op de publieke opinie. Met de media uiteraard als noodzakelijke sluis, en het academisch-cultureel establishment als aangever.

De moderne macht is niet meer repressief, ze grijpt in op het niveau van de taal, de betekenissen, de tekst. Ze organiseert de democratie en de publieke opinie op zo’n manier, dat de free speech alleen nog een variatie is op de legitieme thema’s, in een vast verbaal stramien. Alles wat daar buiten valt, wordt gekwalificeerd als ongeoorloofd, nefast, grof, extreem.

 

Ik moest dan ook voortdurend aan Orwell denken, toen steden zoals Amsterdam in Nederland, en Gent in België, aankondigden dat ze het woord “allochtoon” zouden schrappen. Verre van dit met het Rode Khmer-regime te willen vergelijken, stelt men toch vast dat hier een gelijkaardig politiek-correct voluntarisme aan het werk is: het idee dat problemen zich oplossen door de taal te fatsoeneren. Terwijl het net andersom is: de taal is een weerspiegeling van de sociale realiteit, die niet homogeen is, maar heterogeen en conflictueus.

De volkstaal is steeds ad rem: als het woord “allochtoon” bestaat en gebruikt wordt, is er ook een reden toe. Helemaal Darwiniaans, zou ik stellen dat in het organische maatschappelijk weefsel nutteloze en irrelevante termen een zachte dood sterven. En woorden die overleven, wijzen op dingen die bestaan. Maar zo zien ze het in Gent en Amsterdam dus niet: de feitelijke censuur op het woord “allochtoon” creëert zwarte gaten in de publieke sfeer. Want de samenlevingsproblemen zijn er natuurlijk wel,- hun on-benoembaar-heid vergroot hen zelfs nog.

De ontkennings-strategie die erachter schuilt is perfide en lachwekkend tegelijk. Ooit stelde Steve Stevaert, nu actief als havenbaas in Vietnam, voor om de term “Vlaams Belang” niet meer uit te spreken, en enkel nog de afkorting “VB” te gebruiken (wat dan evengoed op “Vuile Bruinzakken” kon slaan). Daarmee zou het probleem volgens hem wel van de baan geraken. Ongeveer diezelfde tijd beantwoordde Prof. Etienne Vermeersch in de media elke vraag over die partij met een lakoniek “Wie?”, in dezelfde optimistische veronderstelling.

 

De feitelijke censuur op het woord “allochtoon” creëert zwarte gaten in de publieke sfeer. Want de samenlevings-problemen zijn er natuurlijk wel,- hun on-benoembaarheid vergroot hen zelfs nog.

Nota van mij : voor het woord ‘allochtoon’ erin werd gehamerd, dienden we te spreken over ‘immigranen’. Herinnert U zich nog, dat er in de scholen werd rond gehotst, om de woorden ‘auochtoon en  ‘autochtoon’ in de kinderkopjes te rammen? Urbbanus was dik tegen zijn goesting, een van die informatoren in de scholen.  Hij was, zo lachte hij het zaakje uit, liever auto dan allochtoon, omdat hij dacht daarmee recht te hebben op …een auto.

Dit taalkundig proberen te over-rulen van de realiteit is typerend voor een maakbaarheids-ideologie die au fond niet geïnteresseerd is in het werkelijke maatschappelijke spanningsveld: in het kader van een permanente goed-nieuws-show wordt de realiteit geregisseerd en gefilterd,- iets waar de media overigens voluit aan meedoen. De quasi-ethische omlijsting van het woord-verbod (“onzuiver taalgebruik” wordt meteen ook “immoreel taalgebruik”) is kenmerkend voor een bovenbouw die wanhopig op zoek is naar legitimatie: Gent en Amsterdam, redders van het correcte Nederlands, en hoeders van de beschaving!

Op zich totaal betekenisloos geworden stoplappen als “racistisch” en “(on)democratisch” fungeren als sleutelwoorden in deze epuratie, die ver voorbij de strikt politieke sfeer gaat. De manier bv. hoe kreupelen, steeds vanuit de bemoeizucht van de sociale sector, invaliden werden, dan gehandicapten, daarna mindervaliden, nog later andersvaliden, om voorlopig te eindigen als personen-met-een-beperking,- is tekenend voor de fascinatie van de socio-politieke sector voor labelling en semantische inkapseling.

We denken ook aan de systematische kruistocht van de reguliere media die afgeven op het “racistische”, “vunzige”, “barbaarse” taalgebruik op het internet, en de filters die worden toegepast op de eigen publieks-fora. Op die manier proberen de elites taalkundig greep te krijgen op de massa, via een progressief-ethisch alibi. De missionaris-houding dus. Het is nog maar een kwestie van tijd, voor ze bij de UNESCO er achter komen wat de term “voil Janet” precies betekent, en dan krijgt het Aalsters carnaval zijn genadeslag..

Conclusie? De overheid moet zich niet moeien met taalkundige epuratie. Als ze de treinen op tijd laat rijden en sneeuw ruimt ben ik al heel tevreden. Taal is iets levend, en baart constant nieuw materiaal dat van onderuit ontstaat. Elk jaar neemt de Dikke Van Dale zo’n 1500 woorden op die tot de omgangstaal zijn gaan behoren. Het zijn woorden die soms door individuen worden verzonnen, schrijvers of journalisten, maar dikwijls ook uit de volksverbeelding zelf voortkomen. Vooral de jeugd- en jongerentaal is een vruchtbare bron, denk aan het tentensletje van de editie 2010.

De etymologie is dikwijls complex en verrassend, het gebruik on-orthodox. Zo is het woord “bougnoul” van oorsprong een Arabische term die “neger” betekent. Toen een brave borst recent meende dat het woord “makak” mocht geschrapt worden, wees leraar Peter de Roover er fijntjes op dat dit woord vrijwel enkel nog gebruikt wordt... als scheldwoord door Marokkaanse allochtonen onderling. Ook het woord “neger” is in onbruik geraakt. Het woord boerka maakt in de volksmond dan weer opgang als vuilzak voor gemengd huishoudelijk afval. Verbieden?

In essentie loopt het woordenboek dus steeds de feiten achterna. Dat kan ook niet anders: de officiële taal, het AN, is maar een schaduw van de levende taal. Maar de Orwelliaanse krachten in het bestel willen op de feiten vooroplopen en de maatschappij kneden via het plicht-lexicon, het Groene of het Rode boekje, het geadministreerde discours.

 

De enige autonomie die mensen nog rest, en waar ze fanatiek aan moeten houden, is de vrijheid om hun woorden te kiezen, vanuit de onderbuik, niet alleen vanuit het hoofd.

Het verzet tegen die plicht-taal is fundamenteel, en gelukkig springlevend. Om die reden maak ik me, zoals de lezer al heeft kunnen vaststellen, ook niet al te druk over de spelling-regels, uitgedokterd door een clubje taal-geleerden ergens in den Haag. Nog veel minder maak ik me bezorgd over de door puristen zo gehate chat- en SMS-taal, of andere idiomen en tussentalen. Integendeel, ze vormen een vitaal tegengewicht voor de opgelegde new speak, de bureaucratische sluiers en het abra ka dabra van de systeem-technici.

Deze stille –en soms luidruchtige- strijd tussen spontane idiomen en cultuurtaal is, veel belangrijker dan de immer verwaterende politieke tegenstelling, dé conflict-zone van de post-moderne democratie, waar alles draait rond demagogie en massa-manipulatie.

De enige autonomie die mensen nog rest, en waar ze fanatiek aan moeten houden, is de vrijheid om hun woorden te kiezen, vanuit de onderbuik, niet alleen vanuit het hoofd. En er desnoods nieuwe te verzinnen als het vocabularium niet volstaat.

De schutting- en straattaal, samen met het kern-proza dat op het internet floreert, vormt geen verbale restfractie maar, integendeel, de stamcellen van het spraak-weefsel. In ons geval het Nederlands. Als container-begrip, niet als standaard.

Daar kan de Gentse burgemeester Termont, goede leerling van Stevaert, niets aan veranderen. Gelukkig maar.

 

***

 
Ik wil nog iets opbiechten, vooraleer U hier weggaat. Al die deel-streepjes in de tekst zijn van mijn hand. Enne… ik krijg gelijk van de Meester. Gezien? Taal is, zo staat het er, een levend medium. Het zijn geen dode hyrogliefen die met mekaar treintje spelen om woorden te vormen zonder begin en zonder einde. Het zijn bijna goederen-wagons vol afgedekte begrippen, en ze worden begot almaar door langer!  Als slecht-ziende heb ik dan telkens handen en voeten nodig voor het ontrafelen. Net als de beenhouwer, heb ik die worstjes liever niet in één end van een halve meter, maar met een koordeke of een wrong van elkaar geknoopt.  Da had U al lang begrepen, hoop ik.
Sorry voor jullie ongemak.
Gewoon denken aan het verkeers-bordje dat U vindt bij veel parkeer-plaatsen voorbehouden voor sukkelaars. “Als U deze parking inneemt, neemt U dan ook mijn handecap over?
Ik, ik ben niet gehandicapt, niet verstandelijk en nier visueel, mensen! Ik wil zelfs geen invalide genoemd worden. Eerder gewoon blind en slecht te been, als het voor jullie hetzelfde is..

 

***

(Get) AA 3AB, strijder-schrijver op rust van blog-bubbels. Hij observeert de wriemelende mensenmassa’s en licht op klaarlichte dag het gebeuren bij met een stal-lantaarn. Want hij heeft niet graag dat Breedsmoel-kikkers in zijn zonlicht komen staan.

“Ut mien zunne, of ‘k straal joe, zei de bie”.

 

 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten