donderdag 27 juni 2013

1463 HERVORMING v/h ONDERWIJS VOLGENS DE SMALLE D”ANVERS


***

Donderdag 27 juni

Zon 5u31-22u00

H Cyriel van Alexandrië

Regent het op de Zevenbroederdag dat het dan nog zeven weken  regenen mag

 

Deel II

 

1463 HERVORMING v/h ONDERWIJS VOLGENS DE SMALLE D”ANVERS

°°°

De Smalle d’Anvers,

 

Na onderstaand artikel in Knack.

°°°

Eugenlijk is het niet ‘met de billen bloot(, maar ‘omwille van de ziel van het kind.
De ziel van het kind! Het gaat om de ziel van het kind. Maar luister toch, lieve mensen : het gaat om niets anders dan de ziel van het kind! Ook deze keer. Maar dat wordt sedert de Islamisering is ingezet, niet meer op die manier gezegd. Want zielen, net als geloven, dat is iets voor Pastoors. Moslims hebben misschien ook wel een ziel, maar een andere, misschien zelfs iets van een lagere orde. Iets met een Arabische of Turkse naam, die wij niet begrijpen, zolang wij zelf niet geïntegreerd zijn. Die hebben een ziel, net als  godloochenaars, atheïsten en Loge-broeders, maar die willen dat ook niet zo geweten hebben. Integendeel, moesten ze een ziel hebben, zoals de Rooms Katholieken, dan is dat een onverdragelijke gedachte die ze liefst zo hard mogelijk afschudden.
Eigenlijk feitelijk zijn zij gemaakt en in elkaar geflanst zoals alle andere mensen, maar zij noemen dat hun geweten. Als het kind maar ne naam heeft, hé!
*
BDW van de RVA NVA, hier zeer vriendschappelijk aangeduid als De Smalle d’Anvers, mag dan al een politiek lichtgewicht zijn, in de bla-bla-bla is hij een hoogvlieger. Een hoogvliegend lichtgewicht, daar waar hij, voor zijn verkiezing tot Burgemeester, een laagvliegend zwaargewicht was. De man is een kei in het uitleggen voordien. Hij is de coach die de match haarfijn kan uitleggen voor dat die gespeeld is. Wat hij teveel heeft aan uitleg-kracht, mankeert hij wel in uitvoer-kracht.
*
Bart is de gedroomde tegenvoeter voor elke onderhandelaar van elke tegenpartij. Hij geeft namelijk altijd zijn sterkste argumenten zo maar weg, nog voor de onderhandelingen zij  begonnen. Remember de laatste regerings-onderhandelingen, die uiteindelijk uitdraaiden tot de langste ooit. De man had glansrijk de verkiezingen gewonnen, en toen de kleurpartijen nog ademloos in de touwen hingen, verkwanselde hij zijn kansen voor een bord linzensoep. Had hij het been stijf gehouden, wat niet alleen zijn volste recht was, maar ook zijn grootste plicht, dan hadden de kleurpartijen de een na de ander verplicht moeten bijdraaien, anders was hun speeltje, den belziek-à-papa, er voor altijd geweest.
Maar dat is al lang een afgezaagde schlager. Straks, in mei volgend jaar, krijgt de man zijn herkansing. Het is maar de vraag of hij deze verdient. Want weeral heeft hij zijn sterkste argument, een Vlaams Front, op voorhand weg gegooid, in ruil voor een mossel noch vis oplossing die door vriend en vijand wordt weggehoond.
Het is zoals in het onderwijs-debat : hij doet zeer geleerd, maar kan het niet. Met BDW gaan we naar een propere catastrofe, maar het blijft een catastrofe.

°°°

Ter zake :

'Hoe ik het onderwijs van de toekomst zie' 26-06-2013 - Bart De Wever - knack

De problemen van ons onderwijs zijn genoegzaam bekend. Eerder dan grote structuurhervormingen, stelt Bart De Wever, hebben we een maatpakket van gerichte ingrepen nodig die de onderwijskwaliteit verbeteren.

Hoe ik het onderwijs van de toekomst zie, is vrij duidelijk. Althans toch voor een aantal mensen dat meende mijn visie beter te kunnen uitleggen dan ikzelf. Het komt er in het kort op neer dat ik droom van etnisch homogene – uiteraard blanke – scholen rond de kerktoren waar ‘sterke leerlingen’ 13 uur Latijn en Grieks krijgen tot ze de volledige Bátrachoi van Aristophanes van buiten kennen en nooit zullen vergeten dat een antieke kikker ‘brekèkèkèks koaks koaks’ kwaakt. ‘Zwakke leerlingen’ worden dan weer het best verbannen naar gettoscholen waar ze leren putjes te graven om vervolgens amper voorbereid de arbeidsmarkt te worden opgejaagd.

Ik heb mij aan die beeldvorming enorm gestoord. Die totaal misplaatste dichotomie tussen ‘sterke’ en ‘zwakke’ leerlingen. Alsof er zoiets zou bestaan. Als ik iets van mijn Latijn heb opgestoken, dan is het wel ‘suum cuique’: ieder het zijne. Iedereen kan in iets uitblinken, het komt erop aan dat ook te realiseren. En toch werd die ‘sterk – zwak’ als een niet te ontkennen realiteit gepresenteerd. En de enige manier om dat onderscheid op te heffen, was door de onderwijsstructuren te veranderen. Door alle leerlingen – met welke gaven en talenten ook – exact hetzelfde te geven in exact dezelfde richtingen.

Ik ontwaarde in dit debat een van de meest fundamentele denkfouten die sinds de geschriften van Jean-Jacques Rousseau verweven raakten met de West-Europese cultuur. Met name de illusie dat structuren mensen maken. In zijn Discours sur l'origine et les fondements de l'inégalité parmi les hommes ontwikkelde Rousseau de gedachte dat de mens als een intrinsiek goed en moreel hoogstaand wezen wordt geboren maar door de maatschappelijke structuren gecorrumpeerd raakt. Als je dus de structuren verandert, dan keert de mens vanzelf terug naar zijn ‘goede natuurstaat’.

 

Rousseau betrok die gedachte nadrukkelijk op het onderwijs. Zijn romans in de reeks Émile, ou de l’éducation kunnen niet echt als opvoedingsgidsen worden beschouwd en de methodes die de leraar – die geheel toevallig Jean-Jacques heet – hanteert, zijn allerminst aan te prijzen. Maar de boeken beïnvloedden wel de eerste generaties van pedagogen en verschillende ideeën eruit vonden zo hun weg naar de kern van de opvoedingsleer. Het beperken van gezag tot het uiterste minimum, het uitvlakken van verschillen en de leerling – onder het mom van vrijheid – het allemaal voor zichzelf laten uitzoeken, het is allemaal al terug te vinden in Émile.

 

Ik vertrek vanuit een ander denkkader. Met name de idee dat instituties (zoals ons onderwijs) het resultaat zijn van jarenlang opgebouwde menselijke ervaring die via structuren wordt doorgegeven aan steeds nieuwe generaties. En natuurlijk moeten dergelijke structuren aangepast worden aan de steeds veranderende tijden. En uiteraard zijn dergelijke structuren niet zaligmakend – ervaring is uiteindelijk enkel de optelsom van onze eigen stommiteiten. Maar wie bestaande structuren overboord wil gooien en vervangen door een model dat door geleerden werd uitgedokterd in de beslotenheid van de studiekamer, wordt door de realiteit afgestraft.

 

 

Als we aan het Vlaams onderwijs sleutelen, is de grootste omzichtigheid geboden. We moeten optreden met subtiliteit, precisie en zorg. Want ons onderwijs behoort nog altijd tot de Europese en wereldtop. Er was een sfeertje ontstaan waarin ons onderwijs werd afgeschreven als ronduit rampzalig. Dat is nadrukkelijk niet het geval. Onze uitdaging is aan de top te blijven. Er staat immers veel op het spel. Wij zijn een land zonder natuurlijke grondstoffen of grote landbouwoppervlakte. Een hoogopgeleide, innovatieve en technisch vaardige bevolking is het enige wat wij kunnen aanbieden in een zeer competitieve wereld. Zonder kwalitatief hoogstaand onderwijs zijn wij zo goed als verloren. Het detecteren en aanpakken van de knelpunten in ons onderwijs, is een noodzaak. En die knelpunten zijn ondertussen genoegzaam bekend. Wetenschap en techniek krijgen onvoldoende aandacht en leerlingen kiezen te weinig voor die richtingen. Leerlingen kiezen wel voor studierichtingen die niet aansluiten bij hun capaciteiten, competenties en interesses of die geen uitzicht bieden op een job. En veel leerlingen lopen een schoolse achterstand of vertraging op.

 

De oorzaken van die problemen zijn echter niet te wijten aan de structuren. De gebrekkige kennis van de onderwijstaal speelt een veel grotere rol. Door migratie wordt onze leerlingenpopulatie steeds heterogener, dat is een onvermijdelijke realiteit. Maar leerlingen met voldoende intellectuele capaciteiten krijgen geen vat op de leerstof omdat hun Nederlands ontoereikend is. En daardoor wordt hen elke kans tot sociale mobiliteit ontzegd. Ook sociale omgevingsfactoren beïnvloeden de schoolprestaties. Uit onderzoek van de KU Leuven blijkt dat kinderen van gescheiden ouders 45 procent minder kans hebben om een diploma hoger onderwijs te behalen. Als men scheidt voordat het kind twaalf jaar is, is er meer kans dan het kind in het bso terecht komt dan in het aso. Daarvoor moet omkadering voorzien worden. Daarnaast hebben wetenschap en techniek niet hetzelfde statuut als wiskunde of Frans, waardoor ze ondergewaardeerd worden. En de oriëntering gebeurt te weinig op basis van de competenties van de leerlingen.

Dat zijn de problemen van ons onderwijs. En eerder dan grote structuurhervormingen, vraagt dit een maatpakket van gerichte ingrepen die de onderwijskwaliteit verbeteren. De onderwijshervorming komt daaraan tegemoet. Zo versterken wij de taalkennis door screening van alle leerlingen bij de overgangen, taaltrajecten in de scholen, taalbaden, verplicht Nederlands na de uren, taalcursussen voor de ouders, ... Wetenschap en techniek wordt een apart vak in het basisonderwijs, gegeven door vakleerkrachten, zodat leerlingen een positieve keuze kunnen maken bij de overgang naar het secundair. Een groot aantal richtingen wordt geheroriënteerd of geschrapt als die geen aansluiting vinden op de arbeidsmarkt of het hoger onderwijs. Er komt een oriënteringsproef op het einde van het secundair, zodat ouders én leerlingen weten welke toekomstige studiemogelijkheden realistisch zijn. En tot slot wordt de rol van de CLB’s herbekeken, want het is duidelijk dat er bij de studie-oriëntering een en ander misloopt.

Ons onderwijs moet op dat traject doorgaan. Niet door op de structuren te focussen, maar door de mensen te versterken. Onderwijs is het werk van mensen, niet van structuren. Het is een hardwerkend en gemotiveerd lerarenkorps dat ons onderwijs sterk en kwaliteitsvol maakt. Leerlingen moeten uitgedaagd worden om in hun competenties en talenten boven zichzelf uit te stijgen. Dat doet men niet door het niveau te verlagen opdat iedereen toch maar mee zou kunnen of door leerlingen te isoleren in bepaalde vakgebieden. En dat doet men ook niet door de keuzevrijheid van de scholen in te perken. Het is naïef om te geloven dat nieuwe structuren geen nieuwe barrières opwerpen en leerlingen niet opnieuw in vakjes stoppen.

 

En dan dat Latijn van mij. ‘Latijn is zo saai, meneer pastoor’, krijgt Daens in de gelijknamige film voor de voeten geworpen. Maar in plaats van zijn leerling als een aapje de naamvallen te laten verbuigen, bouwt Daens een toneel voor zijn jonge pupil. Hij sleurt hem mee naar de late republiek, om hem te plaatsen in de senaatszetel van Cicero, waar hij op de eerste rij getuige is van het Catalinarische complot. Met volle overtuiging declameert de studax ‘Quousque tandem abutere, Catilina, patientia nostra?’ om van daaruit naadloos over te gaan in de verbuiging van rosa, rosae, rosae, rosarum, ... Dat is de essentie van ons onderwijs. En dat gaat niet over Latijn. Dat gaat niet over wiskunde en wetenschappen. Dat gaat niet over hout, bouw of metaal. Dat gaat over leerkrachten en directies die het beste uit zichzelf halen om het beste uit hun leerlingen te halen. Plus est en nous.

Geschreven door AABEE via Digitalia

°°°



°°°

 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten