vrijdag 21 augustus 2015

2775



*
.
*
.
*
INLEIDING
Tijdschrift van het Vormingsinstituut Wies Moens vzw
verschijnt zeswekelijks, 33e jaargang, nr. 220 juli - augustus 2015
“Wir sind ein Volk.” “Wir sind das Volk.”
Edwin Truyens
Er wordt aan het geachte lezerspubliek in schuifjes onderstaande bijdrage geleverd. Hoofdbedoeling is, om via het recente verleden, het heden beter te begrijpen, en als het enigszins kan, ook de toekomst met open ogen te zien op ons afkomen.
Meteen worden de nodige referenties verstrekt, om zelf abonnee te worden bij deze bij uitstek Vlaams Nationalistische organisatie. Kost de ronde som van  € 10-, terwijl U als steunend lid daar zoveel nulletjes moogt bijzetten als U zelf wilt.
*

MIDDENSTUK
Onder voorname dankzegging
overgenomen door Digitalia bij

Verantwoordelijke uitgever: Edwin Truyens, Scheihagenstraat 54, 2550 Kontich, tel.: 03 457 13 51, webstek: www.wiesmoens.be Leesgeld (10 €) en steunbij dragen: IBAN-nummer: BE84 0011 3757 3459 - BIC-code: GEBABEBB van het Vormingsinstituut Wies Moens VZW, 2550 Kontich. Adres voor elektronische correspondentie: edwin.truyens@skynet.be
*
Zijn kerk loopt vol met rabiate tegenstanders, maar de dominee bevestigt niet alleen dat die kerk openstaat voor iedereen, hij heet die vijanden hartelijk welkom en prak­tiseert dus uitdrukkelijk de christelijke naastenliefde, die zich niet alleen richt tot vrienden maar ook tot tegenstan­ders. Het wonder voltrekt zich echter helemaal na 17.00 uur. De zowat 600 partijleden verstoren het vredesgebed helemaal niet. Zij geraken zo onder de indruk dat ze deel worden van het gebed, inzien dat de partijpropaganda een totaal vertekend beeld ophangt en velen 's anderendaags de dominee bedanken voor het vredesgebed. Alleen al daardoor wordt duidelijk dat het regime totaal vermolmd is en elke controle kwijt is geraakt.
Volgens het stramien dat op dat ogenblik al enige tijd gangbaar was, mondt het vredesgebed van 9 oktober uit in een massademonstratie, waaraan uiteindelijk zo’n 70.000 burgers deelnemen. Tot dan toe was geweld en repres­sie steeds een onderdeel geweest van de manifestaties. Men had dus angst dat het regime, ondanks de massale opkomst, zou proberen om het burgerprotest met bruut geweld de kop in te drukken. Johannes Richter verwoord­de het aldus: “Wir erinnern uns an diesen Tag noch sehr deutlich. Uns stockte das Blut in den Adern. Was wir wus­sten, war so beängstigend, dass es uns fast die Sprache verschlagen hat. Dann haben wir gesungen, haben auf das Wort der Bibel gehört, haben gebetet und sind in eine Ungewissheit hinausgegangen, in der alles möglich sein konnte. (...) Und dann ereignete sich das Wunder von Leipzig. Eine überwältigend grosse Demonstration zog un­behelligt rund um die Innenstadt. Der Schatten vom Platz des Himmlischen Friedens in Peking war gebannt. (...)" <5)
Het grootste wonder moest echter nog komen, want de diepe en terechte angst bleek ongegrond: de overheid gebruikte géén geweld. Men is niet helemaal zeker hoe men de terughoudendheid van het regime moet verklaren. Het lijkt wel vast te staan dat enkele leidende figuren van de SED te Leipzig zich aan de zijde van de demonstranten schaarden. Men had vanuit Leipzig Egon Krenz gecontac­teerd, maar naar verluidt telefoneerde die niet terug om een bevel tot ingrijpen te geven. Volgens anderen werd de beslissing om geen geweld te gebruiken in Leipzig getrof­fen. Wat er ook van zij, eigenlijk kwam het erop neer dat het regime op 9 oktober 1989 begon te capituleren en het was toen nog een kwestie van maanden vooraleer het vol­ledig in mekaar stuikte.

Het is dank zij de kerken dat de protesterende burgers het zelf gehouden hebben bij een geweldloos protest, dat aanvankelijk wél met intimidaties, arrestaties en straf­fen beantwoord werd. De aanhoudende geweldloosheid vanwege de bevolking bleek echter een ontwapenend ef­fect te hebben t.a.v. de overheid. Horst Sindermann, een van de toplieden binnen de SED, verklaarde dan ook op zijn sterfbed dat men met alles rekening gehouden had, behalve met kaarsen en gebed. De boodschap van ge­weldloosheid, zeg maar de boodschap van vrede werd ook tot uitdrukking gebracht in een pamflet onder de ti­tel: “Wir sind ein Volk." Deze slogan werd nadien helaas omgevormd tot: "Wir sind das Volk." Nochtans drukken, zowel vanuit christelijk als vanuit nationalistisch oogpunt, de woorden “Wir sind ein Volk" véél beter uit waar het in werkelijkheid om ging. Natuurlijk ging het om de een­heid van West- en Oost-Duitsland, maar bij de protesten in de jaren tachtig drukte men daarmee ook uit dat de Volkspolizei, de communisten en hun leiders eveneens deel uitmaakten van dat volk. En dus mocht men geen ge­weld gebruiken. De slogan “Wir sind das Volk” roept in­tegendeel een scheiding op: wij vormen het volk, waartoe jullie niet behoren. Het is nochtans duidelijk dat een hou­ding zoals die van dominee Führer die de SED-Genossen hartelijk welkom heette en hen uitdrukkelijk in de kring betrok, juist tot gevolg had dat die partijmilitanten tot het bewustzijn kwamen dat ze zich volkomen ten onrechte te­gen hun volksgenoten opstelden.
Heeft de lutherse kerk zich met het vredesgebed op het politieke terrein begeven? Ja en neen. Zoals boven ge­zegd, riep het succes van het initiatief binnenkerkelijke spanningen op, omdat het Vredesgebed zorgde voor een toeloop van ongelovigen en niet-kerkelijken, zodat het geen sinecure was om het karakter van een echte ge­bedsdienst te bewaren. Maar uiteindelijk slaagde men er wel in. Toen Friedrich Magirius door de SED onder druk werd gezet om het Vredesgebed af te schaffen, repliceer­de hij: “Das Friedensgebet als Gottesdienst kann nicht abgesetzt werden.(6) Om te kunnen overleven stond de lutherse kerk in dialoog met het communistische bewind. De SED hoopte dus gehoor te kunnen vinden bij bis- schop Hempel, maar ook die plooide niet: “Ich kann nur Gottesdienst absetzen, wenn er verfault ist, nicht wenn der Staat es will."m Dit raakt aan de kern van de zaak: vanuit de christelijke geloofsleer kon de lutherse kerk niet anders dan de zijde kiezen van een volk dat zich in wezen wilde losrukken van een onmenselijk, dictatoriaal politiek regime. Overal ter wereld en in alle tijden kan men vaststellen dat christelijke kerken in hun totaliteit of indi­viduele priesters en religieuzen op cruciale ogenblikken kiezen voor het verzet tegen onrecht. Het is geen toeval dat zowel in Polen, als in Tsjecho-Slowakije en Hongarije katholieke priesters en bisschoppen en andere religieu­zen het voortouw namen, zoals de lutherse kerk dit deed in Oost-Duitsland. Zoals bij ons priester Adolf Daens in de 19de eeuw de zijde koos van de Vlaamse Beweging en de uitgebuite arbeiders, toen tegen de kerkelijke over­heid in, maar intussen met de uitdrukkelijke instemming van de uittredende aartsbisschop mgr. Léonard. Zoals mgr. Oscar Romero in El Salvador koos voor het volk, de machthebbers trotseerde maar dit moest bekopen met zijn leven. Zoals de ETA, die aanvankelijk géén geweld­dadige organisatie was, ontstond bij de Baskische jezu- ieten. Zoals pater Juul Callewaert O.P., Dom Modest van Assche, pater Desiderius Stracke SJ en zovele anderen kozen voor hun volk, vaak tegen de kerkelijke overheden en zeker tegen de Belgische staat in. De grens tussen de gerechtvaardigde strijd tegen onrecht en de morele plicht om die strijd te voeren enerzijds en politiek engagement anderzijds is flinterdun. Waar dit politieke engagement voor het kerkinstituut taboe is (maar er werd en wordt maar al te vaak tegen die regel gezondigd) is dit voor de individuele bedienaar soms een te verdedigen houding.
Het uithangbord aan de Nikolaikirche, “Offert für alle", was initieel slechts een aanduiding dat de kerk toe­gankelijk was niettegenstaande de restauratiewerken. Uiteindelijk werd dit bord echter een programma dat alle christelijke kerken veel meer in praktijk moeten brengen.

Geyer wijst erop dat kerken in de middeleeuwen niet uit­sluitend voor religieuze maar ook voor profane doeleinden gebruikt werden. Hij stelt dat een stadskerk deel moet zijn van de stad. Het grote probleem is niet dat mensen niet meer om godsdienstige redenen naar de kerk komen, maar dat ze helemaal uit de kerk wegblijven. Het is een gevaarlijke stelling, maar ze is toch niet helemaal zonder grond. Een christelijke kerk moet uiteraard in de eerste plaats de ruimte zijn voor religieuze activiteit en het geloof moet er onversneden en onvervalst worden uitgedragen. Maar zoals een christen de plicht heeft om zijn geloof uit te dragen, is het even logisch dat het kerkgebouw inder­daad moet openstaan voor iedereen. Het is de plek waar de ongelovige en de niet-kerkelijke tot inkeer en bezin­ning moet kunnen komen. Katholieke maar ook lutherse en anglicaanse kerken hebben trouwens alleen al via hun onmetelijke kunstschatten gelegenheid te over om de christelijke boodschap over te brengen naar alle bezoe­kers. Men moet alleen de moed en de energie opbrengen om die gebouwen niet alleen open te stellen als museum, maar zowel met publicaties als geleide bezoeken en aan- spreekmomenten de bezoekers te confronteren met de christelijke boodschap. Als je 600 harde communistische SED-Genossen op één namiddag kan raken, dan kan dit ook met zoveel anderen.
Heeft de toonaangevende rol die de lutherse kerk ge­speeld heeft in de jaren tachtig tot gevolg gehad dat ze na 1989 een nieuwe bloei tegemoet ging? Neen. Slechts 28% van de bevolking is lid van een Kerk: 23% evan­gelisch en 5% katholiek. Alleen Tsjechië doet het nog slechter. Het vroegere Oost-Duitsland en Tsjechië staan daarmee in scherpe tegenstelling met Polen, Hongarije, Slowakije en Roemenië. Men kan uitweiden over de oor­zaken, maar ontkerkelijking is zo’n complex gegeven dat een analyse niet zo voor de hand ligt. Als men het heeft over de oorzaken van de geloofsafval in West-Europa, krijgt men trouwens ook meestal een ongezonde menge­ling van Wahrheit und Dichtung voorgeschoteld.
Voor de christenen zowel in West- als in Oost-Europa (en ook elders in de wereld) geldt dat zij in de eerste plaats moeten uitgaan van de kracht van hun christelijk geloof. Precies dat is het wonder dat in de jaren tachtig in Oost-
Duitsland heeft plaatsgegrepen: die kleine minderheid van christenen is erin geslaagd een heel volk te raken dat ver­andering wilde. Die christenen hebben het gehele volk in beweging gebracht en de maatschappelijke verandering was totaal. Dat dit niet tot een massale bekering geleid heeft, is perfect te begrijpen: het volk wilde een grondige maatschappelijke verandering; het was niet op zoek naar religie. De demonstranten kwamen wel in aanraking met het christelijk geloof, maar dat contact bleef te oppervlak­kig om een innerlijke verandering teweeg te brengen.
Zoals in de inleiding verwoord, was de impact van het maandagse vredesgebed en de daaruit voortvloeiende demonstraties van die aard dat het concept gekopieerd werd door de PEGIDA-beweging. Het is een afkorting die staat voor Patriotische Europäer gegen die Islamisierung des Abendlandes. Het is niet zo verwonderlijk dat die be­weging succes kende in Dresden en in de rest van het vroegere Oost-Duitsland, waar de herinnering aan de de­monstraties van de jaren tachtig niet alleen nog zeer le­vendig is maar ook levend wordt gehouden. Toch zijn er ab initio twee belangrijke verschilpunten tussen de bewe­ging gegroeid uit het Vredesgebed en PEGIDA:
    het vredesgebed bracht een positieve boodschap: bid­den voor vrede en maatschappelijke verandering. Het is misschien verleidelijk om in die beweging een viru­lent anti-communistische actie te zien, maar dat was ze niet. Het doel was niet het regime ten val te bren­gen. Er waren vooraanstaanden uit de lutherse kerk die dachten aan veranderingen zoals de perestrojka
in de Sowjet-Unie. PEGIDA is echter tegen iets, nl. tegen islamisering. Uiteraard kunnen we dat een con­creet doel vinden, maar voor de meeste burgers is dit doel veel meer abstract, dan datgene waarvoor het Vredesgebed stond.
   met het Vredesgebed beoogde men een verandering bij het eigen dictatoriale regime. Bij de strijd tegen isla­misering is veel minder duidelijk tot wie men zich richt. Natuurlijk draagt men een boodschap uit naar de eigen regering, maar het gaat evenzeer of nog meer om de Europese Unie en men zet zich af tegen een religie en de aanhangers daarvan.
PEGIDA heeft intussen al zwaar aan uitstraling ingeboet en slaat in Vlaanderen helemaal niet aan, wat volkomen normaal is. Het toont aan dat het niet volstaat om een suc­cesvolle actie te kopiëren om opnieuw succes te behalen.
Noten
1.     Voor deze bijdrage heb ik in de eerste plaats gegevens geput uit: Hermann Geyer, Nikolaikirche, montags um fünf. Die politischen Gottesdienste der Wendezeit in Leipzig, WBG, Darmstadt, 2007, 374 blz. Andere geconsulteerde bronnen: 25 Jahre Friedliche Revolution. 9. Oktober 2014. Veranstaltungsprogramm; Prof. Dr. U. Kühn, De Kerk in de Oost-Duitse maatschappij, voordracht RC Rotselaar, 29 mei 2001, www.rotary-rotselaar.be; Joost van der Vaart, Dominees inspireerden tot verzet tegen de staat, 07-11 - 2009, www.vorige.nrc.nl/achtergrond. Om dit artikel niet nodeloos te overladen met noten, heb ik alleen voor de citaten een preciese bronverwijzing vermeld.
2.     Massa(cultuur)toerisme. Praag en Dresden versus Decin en Leipzig, KM 214, okt. - nov. 2014, blz. 1 - 5
3.     Hermann Geyer, o.e., blz. 328
4.     Hermann Geyer, o.e., blz. 247
5.     Hermann Geyer, o.e., blz. 268
6.     Hermann Geyer, o.e., blz. 155
7.     Hermann Geyer, o.e., blz. 156




De Nederlanden verenigd



Op 23 juni jl. hielden prof. Alexander K. Evrard en Edwin Truyens een toespraak in het OC Kerkem te Aalter. De organisatie was in handen van de VVB-Meetjesland-Zuid en Vl@s - afdeling Aalter. Prof. Evrard had het over de grote verdiensten van koning Willem I en de periode 1815 - 1830, terwijl Edwin Truyens vanuit historisch per­spectief pleitte voor een staatkundige eenheid van de Nederlanden. Een avondvullend gebeuren en misschien een tip voor andere verenigingen.
Op maandag 21 september mag u niet vergeten uw oran- je-blanje-bleu-vlag uit te hangen (of uw Vlaamse Leeuw of uw rood-wit-blauw-vlag). Waarom ook alweer? Wel op september 1815 werd Willem I als koning ingehuldigd te Brussel op het koningsplein. En al zijn we absoluut niet gesteld op monarchen, die datum staat wel symbool voor de kortstondige vereniging van Nederland en Vlaanderen binnen één staat. Die 15 jaar Verenigd Koninkrijk der Nederlanden heeft ons misschien wel behoed voor volle­dige verfransing. En dus is er héél zeker reden om die dag feestelijk te herdenken.


*
EINDE
*


Geen opmerkingen:

Een reactie posten