donderdag 5 november 2020
500362 DOORBRAAK 5 NOSV DEEL II
DONDERDAG 5 NOVEMBER 2020
*
INHOUD
DE WERELD IS EEN SCHOUWTONEEL ELK SPEELT ZIJN ROL EN KRIJFT ZIJN DEEL
*
WAAROM BLIJFT DE INFLATIE ZO VERRASSEND LAAG?
Fenomeen kan nog vele jaren duren
De inflatie in ons land blijft laag, rond 1 %, wat eigenlijk te laag is. Positief is wel dat we nog geen echte deflatie gehad hebben, alhoewel er af en toe met de niveaus rond 0 % geflirt werd. Deflatie is het ergste: de jaren ‘30 hebben dit ruimschoots aangetoond. Daarbij kennen we een aanhoudende daling van het prijsniveau, of een negatieve inflatie. Deflatie is slecht omdat de mensen dan hun aankopen gaan uitstellen, wat tot een recessie kan leiden die nog verder een neerwaartse druk op de prijzen uitoefent. Ook heel negatief is dat de schulden daardoor intrinsiek groter worden. Gelet op het actuele hoge peil der schulden in de wereld, zou dit een doomscenario kunnen veroorzaken.
Inflatie
Inflatie kan je op diverse wijzen definiëren. De Europese Centrale Bank (ECB) definieert de inflatie, of daarmee verbonden de prijsstabiliteit, in termen van de geharmoniseerde index van de consumptieprijzen (HICP) voor de eurozone. In deze index zit een korf van courante producten die de gezinnen gewoonlijk verbruiken. Maar een meer gepaste definitie is het verlies aan waarde van geld. Als je je geld thuis in een schuif zet en je dus geen rente ontvangt, verliest het geld na een jaar 5 % aan waarde bij een inflatiegraad van 5 %.
Men spreekt ook over de gezondheidsindex. Deze verwijdert van de vermelde korf de brandstofproducten omdat deze heel volatiel kunnen zijn (bv. de olieprijs), naast tabak en alcohol. Daarbij aansluitend spreekt men ook van de kerninflatie, zonder de energie- en voedselprijzen die sterk kunnen schommelen.
Als de economie zwak is, is er normaal gezien weinig vraag en dus ook minder druk op het algemeen prijspeil.
Er bestaan enkele varianten op de inflatie. Stagflatie is de combinatie van inflatie met economische stagnatie en hoge werkloosheid, wat niet normaal is. Als de economie zwak is, is er normaal gezien weinig vraag en dus ook minder druk op het algemeen prijspeil. Het deed zich voor in de jaren ‘70 toen de olieprijzen op korte tijd verviervoudigden. De rentevoeten waren toen heel hoog, rond de 15 %, om de inflatie te kortwieken, ondanks de zwakke economie.
Hyperinflatie
Hyperinflatie is een heel hoge inflatie. Waar een normale inflatie een prijsstijging van enkele procenten per jaar behelst, kent hyperinflatie zodanige prijsstijgingen dat de prijzen zelfs per dag enkele procenten stijgen. Een berucht voorbeeld is het Duitsland van 1923. Om de begrotingsdeficits te dichten ging men geld bijdrukken wat leidde tot monetaire financiering van de schuld. Het leidde ook tot zeer hoge inflatie en een sterke depreciatie van de munt. De Duitse overheid gaf zo de opdracht om een bankbiljet te drukken met een waarde van 100.000.000.000.000 mark. Omgerekend was dit biljet maar 312,50 dollar waard. Sommigen hebben thuis nog bankbiljetten liggen uit die periode.
Het is omwille van die periode dat de naoorlogse Duitse Bundesbank een panische angst van inflatie en een zwakke Duitse mark had. In de jaren ‘80 en ‘90 keken de financiële markten steeds met grote belangstelling uit naar de toe- of afname van de geldhoeveelheid in de Duitse economie. Een sterke toename was immers een teken van toekomstige inflatie en hogere rentevoeten. De ECB nam initieel deze Duitse politiek over, maar ondertussen veranderde er veel.
Veel zwakke landen kennen soms periodes van hoge inflatie en opeenvolgende depreciaties van hun munt. We verwijzen maar naar Latijns-Amerika (bv; Argentinië, Brazilië) en Turkije.
Kwantitatieve versoepeling
Direct na de financiële crisis van 2008 begon de Amerikaanse centrale bank (de Federal Reserve, of kortweg Fed) met de opkoo ppramma’s van obligaties, hierbij gevolgd door de ECB en de Japanse centrale bank. Het is een vorm van directe geld ‘schepping’ door een centrale bank, waarbij deze effecten (zoals staatsobligaties) aankoopt met voor dat doel gecreëerd geld. Er werd zo massaal geld in de economie geïnjecteerd, maar ondanks de klassieke theorie dat een sterke toename van de geldhoeveelheid inflatie veroorzaakt, bleef deze verbazingwekkend laag.
De Duitsers waren sterk tegen deze monetaire politiek als gevolg van het inflatietrauma uit 1923.
Vele denken ook dat de kwantitatieve versoepeling een vorm van monetaire financiering van de overheidsschuld is, maar dit is niet juist: op de vervaldag van de obligatie moet de emitterende overheid haar schuld terugbetalen.
Quid Philps-curve?
De inflatie bleef ook laag toen de wereldeconomie een paar jaar goed boerde voor de start van de coronacrisis, en de werkloosheid sterk daalde, zodat er krapte op de arbeidsmarkt was. Nochtans stelt de beroemde Philips-curve dat de inflatie omhoog gaat bij goede economische groei, en vooral bij lage werkloosheid. Dit zet immers druk op de lonen. Door de ‘second round effects’ sijpelen deze hogere lonen dan via de producten door naar hogere inflatie: de bedrijven gaan voor hun producten hogere prijzen aanrekenen om hun rendabiliteit op pijl te houden. Als men niet oppast komt men zo in een negatieve vicieuze cirkel van alsmaar hogere prijzen. In België gold dit zeker in het verleden daar we praktisch het enige land zijn waar de lonen automatisch gekoppeld zijn aan de index van de consumptieprijzen.
Ondanks de krappe arbeidsmarkt en de kwantitatieve versoepeling blijft de inflatie erg laag. Ze bedroeg 1.2 % in 2019, en voor dit jaar wordt 0.6 % verwacht. Het is al 12 jaar dat die inflatie laag blijft, en dat de ECB er niet in slaagt een inflatiepercentage van 2 % per jaar te bereiken wat nochtans haar doel is. Dat is exceptioneel. Hierdoor, maar ook wegens de kwantitatieve versoepeling, zijn ook veel rentes negatief. Het betekent dat wanneer je geld plaatst bij een bank, je rente moet betalen in plaats van ze te ontvangen. Dit geldt vooral voor de professionelen (bedrijven, institutionele beleggers), maar nog niet voor de particulieren. Het is wel in het voordeel van de staat, die minder rente op zijn grote schuld moet betalen.
Inflatie van activa
Sommigen zeggen dat de klassieke inflatie nog jaren erg laag kan blijven, zelfs voor 10 jaar en meer. Dit is echter nu ‘wishfull thinking’. Wat we wel zien is dat de prijzen van activa, die niet in de klassieke consumptieprijsindex zitten, sterk stijgen, zoals immobiliën, kunst, antiquariaat, … Men zoekt naar alternatieve beleggingen daar de rente erg laag is, en de beurs soms meer weg heeft van een casino.
Een inflatievoet van rond de 2 % per jaar is gezond voor de economie en stimuleert de mensen om te consumeren (prijzen stijgen immers), maar de nefaste elementen van inflatie die we reeds vermelden blijven achterwege.
De gemakkelijkste manier om de overheidsschuld tegenover het BBP naar beneden te krijgen is trouwens een hogere inflatie.
De overheden zullen trachten de inflatie verder omhoog te duwen. Door de coronacrisis gaan de overheidsschulden, die reeds erg hoog waren (100 % BBP in België), verder sterk stijgen. De gemakkelijkste manier om de overheidsschuld tegenover het BBP naar beneden te krijgen is trouwens een hogere inflatie. Geld wordt minder waard, en dus daalt de relatieve aflossingslast van de schuld. Minder goed is het feit dat de burgers die liquiditeiten aanhouden, daarbij armer kunnen worden. In die zin is een hogere inflatie een indirecte belasting.
Waarom blijft de inflatie laag?
Er zijn diverse reden waarom de inflatie laag blijft. De globalisering maakt de wereld complexer, en bracht meer concurrentie op de product- en arbeidsmarkten wat de inflatie temperde. De lage inflatie kan waarschijnlijk ook toegeschreven worden aan een gunstige ontwikkeling in de aanbodvoorwaarden, zoals de toename van de internationale handel en de technologische vooruitgang. Deze factoren hebben de overhand gekregen op de negatieve gevolgen van een grotere vraag.
Indien de loonstijgingen gepaard gaan met een toename van de productiviteit stijgt de loonkost per eenheid product niet, en hebben de ondernemers geen aanleiding om de prijzen te verhogen.
Dit wijst erop dat de liquiditeiten die de centrale banken in de markt pompen grotendeels in de financiële sector bleven
Binnen de eurozone nam de geldhoeveelheid M3 (dit is de geldhoeveelheid in de ruime zin, die staat tegenover M1 die de munten, biljetten en zichtdeposito’s weergeeft), ondanks de kwantitatieve versoepeling, niet buitensporig toe. Dit wijst erop dat de liquiditeiten die de centrale banken in de markt pompen grotendeels in de financiële sector bleven, en nauwelijks in de reële economie terecht kwamen.
Tot slot zal de coronacrisis, met daaraan gekoppeld een hogere werkloosheid en minder vraag naar producten, de inflatie niet omhoog duwen dit jaar, en waarschijnlijk ook niet volgend jaar.
Conclusie
Deze periode van lage inflatie kan lang duren. We verwijzen naar Japan: er was in 1989 een bubbel in de immobiliën waarbij de Nikkei-index 40.000 bereikte. De index stortte dan ineen en in 2003 werd een dieptepunt van 7800 bereikt, dat in 2009 nog verder afkalfde tot 7500. Nu bevindt de index zich op 23300, maar dit toont aan dat het lang kan duren. Al die tijd bleef Japan geconfronteerd met een tamelijk lage groei en erg lage inflatie, ondanks tal van stimuli die de Japanse overheidsschuld op 238 % van het BBP brachten. Een troost: het is vooral schuld gefinancierd bij binnenlandse geldschieters (banken, gezinnen, …).
De verrassend lage inflatie wijst er op dat economie geen exacte wetenschap is. De Europese overheden houden hier best rekening mee wanneer ze de overheidsschuld moeten reduceren. Op een hogere inflatie moet men niet te veel rekenen.
Paul Becue
CENSUUR VRIJE Commentaar
Nee hoor, economie is inderdaad geen exacte wetenschap; maar eerder een…. bekakte wetenschap. Een klare kop, veel werklust en vooral veel fingerspitzgefühl: met een beetje geluk, doen die de rest.
De echt geslaagde economie bestaat, maar die is even zeldzaam als:.. de Groote Liefde in ieder mensenleven.
Het Geluk vliegt en wie het vangt, die heeft het.
Als oud geworden ‘extern adviseur’ toch even een voorbeeld uit de dagelijkse praktijk van toen.
Fiskaal Expert tot zelfstandig vee koopman: voor txee kalenderjaren je boekhouding gedaan, de aangiftes ingediend en goed verdedigd en € 400,- als ereloon vind je teveel? Pas op, want daar komt nog eens € 80,- BTW bij. Die kan je je echter besparen als je geen factuur vraagt.
Ja, goed, zegt ons Boerke Naes, maar dan bespaar je ook minstens 40% inkom-belasting. 160 + 80 = 240. Ik stel voor die winst 50/50 te delen en betaal je dus 400-120 = € 280,-
Dan hebbe, we alle twee geen last noch van inflatie of deflatie. We flatteren gewoon onszelf want niemand anders heeft ervoor gewerkt…
Moraal van dit verhaal: wat niet al lachende kan gezegd worden en is de volle waarheid niet….
Dogialia
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten