maandag 26 oktober 2020

oo

500328 CCOBuEGER STAATSKUNDUGE BENADERING OVER DE 2 VOORNAAMSTE SMITTO-BOLLO’S DIE DIT KL-LAND RIJK IS. DE BX SMITTO BOLLO EN DE VL SMITTO BOLLO Meester-Dichter Guido Gezelle (1830-1899) dichtte het reeds in zij jonge jaren: waar breekt men het geld met hamers? n Brussel in de Kamers’ * MAANDAG 26 OKTOBER 2020 INHOUD NOG NIET, MAAR MORGEN WORDT HET VAST EN ZEKER VERODEN LECTUUR WANT DIT IS HET ROEMLOOS EINDE VAN DEZE STAATSGREEP-REGERING Breaking News Breaking News Breaking News MINISTERIËLE BESLUITEN OM VERSPREIDING CORONAVIRUS TE BEPERKEN ZIJN ONWETTIG! Beste lezer, dankzij ‘tScheldt kan U morgen Uw corona-boetes terugvorderen en wel hierom: De ministeriële besluiten die de dringende maatregelen opleggen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken zijn onwettig. De rechtbanken mogen ze niet toepassen. De wet op de civiele veiligheid van 1963 bepaalt dat de Koning de regels voor de civiele veiligheid vaststelt. De minister van Binnenlandse zaken coördineert de acties en lokt de nodige maatregelen uit. Maatregelen “uitlokken” is niet hetzelfde als maatregelen “uitvaardigen” (wat ze uiteindelijk deed). Een ministerieel besluit, dat normaal aangelegenheden van bijkomstig belang regelt, wordt door de minister zonder medewerking van de regering genomen en is zijn of haar individuele verantwoordelijkheid. Maar de voltallige regering wordt geacht achter een koninklijk besluit te staan. Misschien had een regeringspartner moeite met bepaalde maatregelen en is er een gewaagd politiek compromis uit de bus gekomen waardoor de hete aardappel foutief naar de minister van Binnenlandse zaken werd doorgeschoven. Hierdoor ontstond een juridisch monster dat de Staat en dus de belastingbetaler heel veel geld kan kosten. Waarom heeft men de dringende maatregelen uitgevaardigd bij ministerieel besluit en niet zoals het moest bij koninklijk besluit? Misschien door de wetteksten oppervlakkig te lezen en dus uit onwetendheid. Of, misschien, om politieke redenen, bijvoorbeeld door spanningen in de schoot van de federale regering. De “brave” mensen zullen deze onwettige ministeriële besluiten naleven. Uit burgerzin zal men de nodige voorzichtigheid aan de dag leggen. Afstand houden, mondmasker, handen wassen, enzovoort. Maar wettelijk kan er niets afgedwongen worden. De “onaangepasten” zullen of kunnen de onwettigheid van deze ministeriële besluiten zeker inroepen. De horeca kan immers niet verplicht worden zelfmoord te plegen. Volgens een algemeen beginsel van administratief recht moeten de politiediensten verbaliseren. Maar met wat we nu weten moeten de boeten eigenlijk niet betaald worden. Reeds betaalde boeten kan men terugvorderen. Wie definitief veroordeeld is door een rechtbank kan, via een e-mail of een brief aan het parket van de procureur des Konings, aan de Koning kwijtschelding van de uitgesproken geldboete vragen. De mensen van de horeca, die grote verliezen geleden hebben door de onwettige maatregelen, kunnen aan de Staat schadevergoeding vragen. ** Voor zij die op zoek zijn naar de legale details: De ministeriële besluiten met maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken zijn onwettig Alleen de Koning kan bij koninklijk besluit dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken uitvaardigen In het ministerieel besluit van 18 oktober 2020 houdende dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken (Belgisch Staatsblad van zondag 18 oktober 2020) wordt in het overwegende gedeelte, in de “gelet op”’s, als rechtsgrond voor het ministerieel besluit verwezen naar de wet van 31 december 1963 betreffende de civiele bescherming, artikel 4, de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt, artikelen 11 en 42 (die alleen op de handhaving van de maatregelen betrekking hebben) en de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid, artikelen 181, 182 en 187. Artikel 4 van de wet van 31 december 1963 betreffende de civiele bescherming bepaalt: “De Minister tot wiens bevoegdheid Binnenlandse Zaken behoren, organiseert de middelen en lokt de maatregelen uit welke voor geheel ‘s lands grondgebied nodig zijn voor de civiele bescherming. Hij coördineert de voorbereiding en de toepassing van die maatregelen zowel bij de verschillende ministeriële departementen als bij de openbare lichamen. Die coördinatie heeft ook betrekking op alle maatregelen in verband met het aanwenden van de middelen van de Natie, die reeds in vredestijd moeten worden genomen met het oog op de civiele bescherming in oorlogstijd. De Minister oefent zijn bevoegdheid uit ten aanzien van de vraagstukken met betrekking tot de civiele bescherming die in internationale organisaties worden behandeld, en naar aanleiding van de op dat gebied dienstige internationale uitwisselingen.” Artikel 2 van dezelfde wet van 31 december 1963 betreffende de civiele bescherming bepaalt echter: “De Koning stelt de inzake civiele bescherming te nemen maatregelen vast. Hij kan namelijk een programma van maatregelen tot civiele bescherming opmaken dat moet worden toegepast door iedere inwoner, door de Hem aangewezen openbare diensten en door ieder privaat of openbaar lichaam of instelling van openbaar nut. De Koning kan insgelijks, met het oog op bescherming tegen oorlogshandelingen, voorschrijven dat in onroerende goederen speciale plaatsen worden ingericht; bouwvergunningen worden slechts afgegeven als de plannen met de ter uitvoering van deze maatregel vastgestelde regelen stroken.” Het is dus niet de Minister van Binnenlandse zaken die de inzake civiele bescherming te nemen maatregelen vaststelt bij ministerieel besluit. De artikelen 181, 182 en 187 van de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid bepalen: “Art. 181. § 1. De minister of zijn afgevaardigde kan, bij interventies in het kader van de opdrachten vermeld in artikel 11, in afwezigheid van beschikbare openbare diensten en bij gebrek aan voldoende middelen, de personen en zaken die hij nodig acht, opvorderen. Dezelfde bevoegdheid wordt verleend aan de burgemeester, alsook aan de zonecommandant en, bij delegatie van deze laatste, aan de officieren tijdens interventies van deze diensten in het kader van hun opdrachten. De Koning legt de procedure en de nadere regels van de opvordering vast. Art. 181. § 2. Dragen de kosten verbonden aan de opvordering van personen en zaken en vergoeden deze kosten aan de rechthebbenden: 1° de Staat, wanneer het de minister of zijn afgevaardigde is die overgaat tot de opvordering; 2° de gemeente wanneer het de burgemeester is die overgaat tot de opvordering; 3° de zone wanneer het de zonecommandant of de officieren zijn die overgaan tot de opvordering. De kosten zijn niet verschuldigd wanneer ze voortvloeien uit de herstelling van de schade die veroorzaakt werd aan de opgevorderde personen en zaken en voortvloeien uit ongevallen die plaatsvonden in de loop van of door het feit van de uitvoering van de operaties met het oog waarop de opvordering plaatsvond, wanneer het ongeval opzettelijk veroorzaakt werd door het slachtoffer. Art. 181. § 3. Tijdens de duur van de prestaties, worden de arbeidsovereenkomst en het leercontract geschorst ten voordele van de werknemers die deel uitmaken van deze diensten of die opgevorderd werden.” “Art. 182. De minister of zijn gemachtigde kan in geval van dreigende omstandigheden de bevolking, ter verzekering van haar bescherming, verplichten zich te verwijderen van plaatsen of streken, die bijzonder blootgesteld, bedreigd of getroffen zijn, en degenen die bij deze maatregelen betrokken zijn een voorlopige verblijfplaats aanwijzen; om dezelfde reden kan hij iedere verplaatsing of elk verkeer van de bevolking verbieden. Dezelfde bevoegdheid wordt toegekend aan de burgemeester.” “Art. 187. Weigering of verzuim zich te gedragen naar de maatregelen die met toepassing van artikelen 181, § 1 en 182 zijn bevolen, wordt in vredestijd gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden, en met geldboete van zesentwintig euro tot vijfhonderd euro, of met één van die straffen alleen. In oorlogstijd of in daarmede gelijkgestelde perioden wordt weigering of verzuim zich te gedragen naar de maatregelen die met toepassing van artikel 185 zijn bevolen gestraft met gevangenisstraf van drie maanden tot zes maanden en met geldboete van vijfhonderd euro tot duizend euro, of met één van de straffen alleen. De minister of, in voorkomend geval, de burgemeester of de zonecommandant, kan bovendien de genoemde maatregelen ambtshalve doen uitvoeren, op kosten van de weerspannige of in gebreke gebleven personen.” Alleen artikel 182 van de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid behoeft enige commentaar: De Minister van Binnenlandse Zaken kan evacuaties van bepaalde plaatsen of streken bevelen De door artikel 182 van de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid aan de minister van Binnenlandse zaken of zijn gemachtigde verleende bevoegdheid (om in geval van dreigende omstandigheden de bevolking [ in haar geheel, noot LL ], ter verzekering van haar bescherming, verplichten zich te verwijderen van plaatsen of streken, die bijzonder blootgesteld, bedreigd of getroffen zijn), moet betrekking hebben op de gehele bevolking van een bepaalde plaats of streek. Zij geeft de minister niet de bevoegdheid personen te verbieden een café te betreden en zeker niet de bevoegdheid of caféhouders te verbieden hun café open te doen. In de Commissie voor Binnenlandse Zaken van de Kamer werd inderdaad gesteld: “Titel XI omvat de bepalingen over de opvordering van personen en goederen, de maatregelen ter evacuatie van bepaalde plaatsen, alsook over de eventuele afzonderingsmaatregelen” (Parl. St., Kamer, 2006 – 2007, nr. 51 2928/005, p. 8). De Minister van Binnenlandse Zaken zou dus bijvoorbeeld de evacuatie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest kunnen bevelen. Hij kan geen verbod opleggen cafés te openen of te bezoeken. Dat kan alleen de Koning bij koninklijk besluit. De Minister van Binnenlandse Zaken kan dus zeker geen discriminerende maatregelen uitvaardigen en bijvoorbeeld alle beenhouwers verplichten de deuren te sluiten. Dat zou de Koning wel kunnen, als hij deze maatregel redelijk kan verantwoorden en bijvoorbeeld zou kunnen aantonen dat de maatregel proportioneel is. Luc Lamine, Doctor in de Rechtsgeleerdheid (PhD) De Ziel CENSUUR VRIJE Commentaar Nee hoor, CNN gaan we hierover niet horen. En al zeker Zr URSULA of SJIEKE SJ AREL van de Opperste EU-Sovjet Unie niet. Al trekken die twee laatsten wel hun hoofden in. Ze vrezen namelijk met grote vreze voor de wraak van de Grote Moslim Executieve die in de gelederen van hun ondergeschikten dergelijke blunders met de dood bestraffen, want een belediging van de Profeet in hoogsteigen persoon. Een internationaal getuigschrift van onbekwaamheid. Of vanwege TSCHELDT ee,n wel zeer vroegtijdige een april-grap… In ieder geval: ‘si non è vero è ben trovato’ De Wetstraat-Elite in haar blootste blootje.. DIGITALIA VOETNOTA’S en OESTER-NPTEN N°1. Dot is ONS LAND en hie gelden ONZE regels *

Geen opmerkingen:

Een reactie posten